Paragraaf 1
Onze aarde krijgt haar energie door de zon. De atmosfeer (de laag die om de aarde heen zit) beschermt ons en de aarde tegen gevaarlijke straling, door het te verwerken. Niet alleen de atmosfeer verwerkt dit, ook de aarde doet dat en uiteindelijk wordt de straling weer terug het heelal ingestuurd.
Als we de zonnestralen gelijk zetten aan 100 stralen, dan worden er 31 teruggestoten (gereflecteerd) door stofdeeltjes, wolken en de aarde zelf. Daarnaast worden er nog 20 stralen opgenomen (geabsorbeerd) door de atmosfeer. Uiteindelijk gaan er maar 49 stralen in de aarde voor energie.
Op aarde heb je kortgolvige en langgolvige straling. Ik zal het uitleggen.
Kortgolvige straling houdt in dat er zonnestralen op de aarde komen, maar deze zijn niet goed opgenomen door de atmosfeer, dus er zitten verkeerde stoffen in. Hierdoor gaat de aarde zelf warmte geven aan het heelal. Deze warmte is langgolvige straling.
Een voorbeeld van kortgolvige straling is de magnetron: Je maaltijd wordt snel warm. In het echt is de lucht in de magnetron de atmosfeer en de maaltijd is de aarde.
Een voorbeeld van langgolvige straling zijn de radiogolven: Jij ziet en voelt ze niet, maar ze zijn er wel.
Op het plaatje hieronder zie je de stralingsbalans. De inkomende 100 stralen worden verwerkt en teruggeven aan het heelal als 31 stralen van kortgolvige straling (gereflecteerd) en 69 stralen van langgolvige straling (uitgestoten). Als dit evenwicht er niet zou zijn, zou de aarde opwarmen of afkoelen.

Dus we hebben het net over de stralingsbalans gehad en dan gaan we het nu hebben over het broeikaseffect. Het broeikaseffect zorgt voor het absorberen van langgolvige straling. Door toevoeging van de mens komt er meer koolstofdioxide in de lucht en daardoor wordt het broeikaseffect versterkt. Dit noemen we het versterkte broeikaseffect.
Doordat de zon recht op plekken in schijnt, wordt het daar warmer dan op plekken waar de zon schuin in schijnt. Dat komt door de oppervlakte waarop de warmte zich verspreidt.