Op deze pagina krijg je 9 vragen over de stof om te kijken of je het begrepen hebt.
Vraag 1:
Hoe noemen we zeestromingen die diep zitten?
Vraag 2:
Noem drie verschillende hoofdklimaten
Vraag 3:
Hoe komt het dat wij op aarde wind voelen?
Vraag 4:
Hoe komt het dat het op sommige plekken op de aarde warmer is dan op andere volgens paragraaf 1?
Vraag 5:
Waar vinden El Niño en La Niña plaats?
Vraag 6:
Noem vier verschillende landschapszones
Vraag 7:
Waarvoor zijn lucht- en zeestromen heel belangrijk volgens paragraaf 3?
Vraag 8:
Wat is het verschil tussen kortgolvige en langgolvige straling?
Vraag 9:
Wat gebeurt er bij El Niño?
Scroll naar beneden voor antwoorden
Antwoorden:
1: Thermohaliene circulatie
2: Tropisch klimaat, droog klimaat, maritiem klimaat, continentaal klimaat, polair klimaat
3: Wind is lucht die van een lagedrukgebied naar een hogedrukgebied gaat
4: Doordat de zon recht op plekken in schijnt, wordt het daar warmer dan op plekken waar de zon schuin in schijnt. Dat komt door de oppervlakte waarop de warmte zich verspreidt.
5: in het gebied tussen Zuid-Amerika en Australië
6: Tropische zone, subtropische zone, aride zone, gematigde zone, boreale zone, polaire zone
7: De lucht- en zeestromen zijn heel belangrijk voor de herverdeling van warmte op aarde.
8: Kortgolvige straling houdt in dat er zonnestralen op de aarde komen, maar deze zijn niet goed opgenomen door de atmosfeer, dus er zitten verkeerde stoffen in. Hierdoor gaat de aarde zelf warmte geven aan het heelal. Deze warmte is langgolvige straling. Dus het verschil is dat kortgolvige straling naar de aarde toe gaat en langgolvige van de aarde weg.
9: Door El Niño verminderen de verschillen tussen het hoge- en lagedrukgebied en keert het zelfs om, dit zorgt voor een westenwind.
Door deze windrichting wordt de bovenste waterlaag richting Zuid-Amerika geblazen. Hierdoor ontstaat een plek met koud water aan de kust van Australië en een plek met warm water aan de Zuid-Amerikaanse kust.