Paragraaf 8
Zuid-Amerika heeft veel verschillende rechtsvormen gekend in de laatste 500 jaar: vanaf 1521 namen de Spanjaarden en Portugezen vooral de macht en lieten de mensen met een andere huiskleur voor hun werken als slaven.
In de 19de eeuw kwam hier een einde aan, toen ontstond er een oligarchie in bijna alle landen. In 1930 veranderde deze oligarchische regimes in populistische regeringen. Dit hield in dat mensen moesten samenwerken om dingen voor elkaar te krijgen. Na de tweede wereldoorlog ontstond de democratie, maar deze is niet zo stabiel als wij die kennen. Dit kwam vooral omdat Amerika zich met Zuid-Amerika ging bemoeien, omdat ze bang waren dat (vanwege de koude oorlog) Zuid-Amerika communistisch zou worden. Hierdoor greep Amerika de macht in Zuid-Amerika en kwamen er dictaturen. In 1985 maakte de meeste landen een enorme crisis door, waardoor de militaire regimes zich niet langer konden handhaven. De nieuwe leiders omarmden het neoliberalisme. Aan het eind van de 20ste en het begin van de 21ste eeuw worden de inwoners boos, omdat zij vinden dat er niet genoeg geld naar de mensen toe gaan. Daardoor worden in veel landen linkse partijen gekozen. Het gevolg hiervan is dat sociale ongelijkheid in Zuid-Amerika sinds 2000 afneemt.
Het laatste gedeelte is een goed voorbeeld van bottum-up democratisering.